1. kammen
Ik heb een spiegel nodig om mijn haar te kammen.
2. kam
Wilt ge dat ik u kam?
Ik poets mijn tanden, ik kam mij.
Wie een hoofd heeft, zal wel een kam vinden.
Kam uw haar voordat ge buiten gaat.
3. zich kammen
Olandese parola "czesać"(zich kammen) si verifica in set:
Niderlandzki nie gryzie lekcja 1