1. studeer
Waarom studeer je?
Studeer niet.
Ik studeer iedere dag een uur Engels.
Af en toe studeer ik Esperanto.
Studeer je iedere dag?
Ik studeer.
Studeer je scheikunde?
Ik studeer dikwijls met muziek.
Studeer je?
Ik studeer in het buitenland.
Ik studeer aan de universiteit van Hyogo.
Ik studeer Koreaans.
Ik studeer hard, zodat ik jou kan doen werken.
Olandese parola "studiowac"(studeer) si verifica in set:
holenderski preply