odmiana czasowników w cz. przeszłych

 0    22 schede    Vinceq
Scarica mp3 Stampa Gioca Testa il tuo livello
 
Domanda Risposta
być
inizia ad imparare
zijn - was/waren - zijn geweest
mieć
inizia ad imparare
hebben - had/hadden - hebben gehad
iść
inizia ad imparare
gaan - ging/gingen - zijn gegaan
przychodzić
inizia ad imparare
komen - kwam/kwamen - zijn gekomen
szukać
inizia ad imparare
zoeken - zocht/zochten - hebben gezocht
chodzić
inizia ad imparare
lopen - liep/liepen - hebben gelopen
czytać
inizia ad imparare
lezen - las/lazen - hebben gelezen
uważać, znaleźć
inizia ad imparare
vinden - vond /vonden - hebben gevonden
stać
inizia ad imparare
staan - stond/stonden - hebben gestaan
dostawać
inizia ad imparare
krijgen - kreeg/kregen - hebben gekregen
pływać
inizia ad imparare
zwemmen / zwom - zommen / (b/h) gezwommen
widzieć
inizia ad imparare
zien, zag, gezien
wysłać
inizia ad imparare
zenden zond gezonden
pytać
inizia ad imparare
vragen vroeg/vroegen gevraagd
kupić
inizia ad imparare
kopen kocht/kochten gekocht
przynieść
inizia ad imparare
brengen - bracht - gebracht
oglądać
inizia ad imparare
kijken - keek - gekeken
pisać
inizia ad imparare
schrijven / shreef - schreven / geschreven
latać
inizia ad imparare
vliegen - vloog - h. gevlogen
stać się
inizia ad imparare
worden / werd - werden / (z) geworden
pomagać
inizia ad imparare
helpen / hielp - hielpen / (h) geholpen
dawać
inizia ad imparare
geven - gaf/gaven - gegeven

Devi essere accedere per pubblicare un commento.